Puber Hoogbegaafd

Puber Hoogbegaafd betreft de fase van de puberteit. Daarin vallen vooral de lichamelijke veranderingen sterk op. Onder invloed van hormonen verandert het meisje in een jonge vrouw en de jongen in een jonge man. Er is echter niet alleen sprake van lichamelijke volwassenwording, ook in psychosociaal opzicht wordt de puber meer volwassen. Er is sprake van een losmakingsproces, als ook van een individualisatieproces: het gaat om het ontwikkelen van de eigen identiteit. Veel van de individuele persoonlijkheidskenmerken die in de kindertijd worden ontwikkeld houden stand in de adolescentie en volwassenheid.

Ontwikkeling van de adolescent

Puber Hoogbegaafd wil niet zeggen dat uw kind alle aspecten van het puber zijn en adolescentie over slaat. In de fase van de adolescentie zien we dat de lichamelijke volwassenwording wordt voltooid. De psychosociale veranderingen daarentegen zetten zich verder voort. Veel adolescenten verlaten het ouderlijk huis. Er worden stappen gezet in de richting van meer definitieve keuzes: er is sprake van beroepskeuze of studiekeuze, men krijgt een meer of mindere vaste relatie.

Puber Hoogbegaafd - Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal helpt ouders in de tijd van Kind > Puber. (BLOG-Categorie: Schoolkind en Pubers) T:0541-531348 M:info@tvcho.nl 

Lichamelijke ontwikkeling

Tot aan de adolescentie is de groei van jongens en meisjes vergelijkbaar. Wanneer jongeren de adolescenten leeftijd bereiken ontstaat er een verschil tussen jongens en meisjes. Bij meisjes komt de groeispurt één tot twee jaar eerder opgang. Bij jongens is er dan vooral sprake van sneller groeien, het ontwikkelen van spieren en het ontwikkelen van bredere schouders. Meisjes krijgen bredere heupen en meer lichaamsvet (Carr, 1999)

De puber groeit ongeveer 10 centimeter per jaar. Dit heeft tot gevolg dat een puber tijdelijk behoorlijk onhandig kan zijn op motorisch vlak. Hij groeit zo snel dat hij zelf zijn nieuwe lichaam niet kan ‘bijbenen’. Ook gevoelsmatig wordt de puber vaak door veranderingen overdonderd. Hij weet niet goed hoe om te gaan met de tegenstrijdigheid: je nog kind voelen en eruitzien als een volwassene.

Seksuele Rijping

Puber Hoogbegaafd groeit niet alleen in lengte en in gewicht, maar hij groeit ook uit tot een volwassenen die zich kan voortplanten. We spreken van seksuele rijping. Voor een jongen houdt de seksuele rijping onder andere in: productie van sperma, groei van de penis en groei van het schaamhaar. Voor een meisje houdt de seksuele rijping onder andere in: ontwikkeling van de borsten, groei van de eierstokken en het op gang komen van de menstruatie.

Nogal eens schaamt een puber zich voor zijn of haar veranderende lichaam of hij/zij maakt zich zorgen. Deze schaamte en deze zorgen kunnen worden versterkt wanneer de puber tot de erg vroege of erg late rijpers behoort, maar ook ‘normale’ menselijke verschillen kunnen problemen geven. Een puber die qua lengte, lichaamsbouw, huidconditie of lichamelijke prestaties afwijkt van leeftijdsgenoten kan zich erg ellendig voelen. Het gaat hierbij niet om objectieve maatstaven, maar om de beleving van de jongere.

Cognitieve ontwikkeling

Op de leeftijd van 12 á 13 jaar wordt het ‘basisschooltijdperk’ afgesloten. Er wordt een keuze gemaakt voor een bepaalde school voor voortgezet onderwijs. De puber krijgt op de nieuwe school te maken met een nieuwe schoolsituatie, een andere manier van leven en veel nieuwe vakken. De overgang naar de nieuwe school valt echter vaak niet mee. Daarnaast neemt de interesse in het gestructureerd leren af. De puber is met andere zaken bezig, vooral ook met zichzelf. De puber is meer geïnteresseerd in het leren van anderen: van leeftijdsgenoten.

    Kijken we naar het denken van de puber en de adolescent dan zien we dat er sprake is van abstract en kritisch denken. Volgens Piaget is hiermee de cognitieve ontwikkeling afgesloten, dit gebeurt over het algemeen na het elfde levensjaar. Het vermogen om abstract te denken komt de puber op school goed van pas. De puber gebruikt het vermogen tot abstract denken echter ook in het contact met leeftijdsgenoten en in het nadenken over onderwerpen als oorlog, milieuvervuiling en goed en kwaad. Tezamen met de kritische houding van de puber leidt dit nadenken en praten vaak tot forse kritiek op de bestaande maatschappij.

    Puber Hoogbegaafd en Kritisch denken

    Het kritische denken van de puber is ook gericht op de ouders. Veel van wat de ouders vinden en doen en wat vroeger vanzelfsprekend was, wordt in twijfel getrokken. De puber neemt afstand van de normen en waarden van het gezin. Het kritische denken van de puber is eveneens gericht op zichzelf. Met name het uiterlijk en de lichamelijke veranderingen worden zeer kritisch bekeken. Omdat de puber veel met zichzelf bezig is, leidt dit nogal eens tot egocentriciteit. Het reflectieve denken ontwikkelt zich. Dit kan leiden tot gevoelens van depressie en ontevredenheid ten gevolge van het bewust worden van een verschil tussen hoe het is en hoe het zou moeten zijn. (Kohnstamm, 1987). 

    Ook bij adolescenten zien we het abstracte en kritische denken terug. Het denken van de adolescent richt zich veelal op gevestigde, vaststaande waarden, normen en ideeën. Waar de puber niet verder komt dan kritiek, en blijft steken in het overnemen van ideeën van anderen of in het afzetten tegen de ouders, ontwikkelt de adolescent meer eigen, nieuwe ideeën. Hij ontwikkelt zijn eigen visie op het gebied van religie, politiek, economie of milieu. Ook bij een adolescent zien we dat hij het kritische denken op zichzelf richt. Er is sprake van zelfreflectie, die leidt tot zelfbeoordeling en zelfkritiek. Hieruit blijkt duidelijk dat het denken van de jongere een duidelijke functie heeft voor de ontwikkeling van de identiteit.

    Sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling

    • Losmakingsproces

    Wat betreft de sociale ontwikkeling kenmerkt de jongere zich door een losmakingsproces.

    De jongere wil:

    – Zelfstandig zijn

    – Zijn eigen beslissingen nemen

    – Verantwoordelijkheid dragen

    – Meer dan vroeger zijn tijd buitenshuis doorbrengen.

    Dit losmakingsproces kan gepaard gaan met conflicten tussen ouders en pubers. Ouders hebben er emotioneel gezien moeite mee hun kind los te laten. Daarnaast kunnen zij moeite hebben met de kritische houding van de puber ten opzichte van hen.

    Alle kinderen van verschillende leeftijden kunnen droevig zijn, maar het gevoel van extreme droevigheid die samen kan gaan met depressie en somatische bijverschijnselen kunnen sterk naar boven komen bij adolescenten (Carr, 1999).

    Peers

    We zien bij de puber dat tegelijkertijd met het losser worden van de contacten met de ouders, de contacten met de eigen leeftijdsgenoten meer diepgaand worden. De jongere maken deel uit van een zogeheten peer group: een groep leeftijdsgenoten. De groep leeftijdsgenoten biedt de jongere zekerheid, steun en veiligheid. Voor de jongere is het erg belangrijk dat hij door zijn vrienden wordt geaccepteerd. Daarom conformeert hij zich aan de normen, rages en modes die in de groep gelden. De puber past zich aan, aan wat hoort. Het is belangrijk te weten dat van het conformisme ook een grote druk uitgaat: de puber moet erbij horen, hij moet zich aanpassen.

     Een jongere ontleent dus zijn gevoel van eigenwaarde in belangrijke mate aan het al dan niet bij een groep horen. De leeftijdsgroep heeft echter ook andere functies. De groep is namelijk ook bij uitstek de plaats waar de jongere met gedrag kan experimenteren. In de groep leeftijdsgenoten oriënteert de jongere zich ook op andere normen en waarden. Er wordt gediscussieerd over waar grenzen liggen, wat wel en niet toelaatbaar is, of zou moeten zijn. Vaak ontwikkelen zich daarbij bepaalde groepsnormen.

    • Antisociaal en crimineel gedrag

    In de leeftijdsfase van de puber en de adolescent komt delinquentie veelvuldig voor. Meestal is dit gedrag van voorbijgaande aard.

    • Vriendschappen en verliefdheden

    Naast het deel uitmaken van een groep leeftijdsgenoten, heeft een jongere ook behoefte aan één of meer speciale vrienden of vriendinnen. Bij deze vriendschappen hebben meisjes onderling meer diepgaand contact dan jongens onderling. Meisjes zijn op emotioneel gebied vaak meer op elkaar afgestemd, ook zijn ze meer gericht op wederzijdse steun en aanmoediging. Jongens daarentegen zijn in hun vriendschap vaak meer gericht op het doen van gezamenlijke activiteiten.

    Verliefdheden komen in deze leeftijdsfase veel voor. Vaak zijn deze verliefdheden hevig, maar van korte duur.

    Seksuele ontwikkeling

    De vele lichamelijke veranderingen die tijdens de puberteitsfase optreden brengen ook nieuwe seksuele gevoelens met zich mee. Deze gevoelens kunnen de puber in verwarring brengen. Wat betreft de seksuele ontwikkeling in deze fase wordt wel gesproken van de genitale fase.In deze fase zien we een duidelijk verschil tussen jongens en meisjes. Meisjes zijn eerder geslachtsrijp dan jongens. Meisjes hebben daarnaast meer romantische fantasieën, terwijl jongens meer seksuele fantasieën hebben.

    17 miljoen (73%) van alle jongeren tussen de 12 en 17 jaar maken gebruik van het internet. Het internet wordt gebruikt voor allerlei doeleinden: informatie zoeken, maar vooral ook voor het in contact komen met leeftijdsgenoten. Internet speelt een steeds belangrijkere rol in de ontwikkeling van de eigen identiteit en seksualiteit van jongeren. Het biedt een laagdrempelige en anonieme omgeving om te experimenteren met gedrag. Het geeft de jongere de mogelijkheid om zich te uiten en openlijk te communiceren over hun zorgen. Jongeren maken vooral veel gebruik van online chat-rooms waardoor ze makkelijk in contact komen met leeftijdsgenoten (Subrahmanyam, Greenfield & Tynes, 2004).

    REFERENTIE LIJST:

    Ainsworth, M.D.S. (1973). The development of infant-mother attachment. Review of Child Development Research, 3.1-94. Chicago: University of Chicago Press.

    Bowlby J (1958). The nature of the child’s tie to his mother. International Journal of Psychoanalyse 39. 350-373.

    Carr, A. (1999). The handbook of child and adolescent clinical psychology: a contextual approach. 3-33.

    Holle & Britta (1977). De motorische ontwikkeling van normale en geretardeerde kinderen.

    Ijzendoorn, M. H. van (1994). Opvoeden in geborgenheid: een analyse van Bowlby’s hechtingstheorie. Uitgeverij van Loghum Slaterus.

    Keenan, T. (2002). An Introduction to Child Development. London: Sage Publications.

    Kohnstamm, R. (1987). Kleine ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Van Loghum Slaterus. Deel 1, p. 85-101.

    Kohnstamm, R. (1987).  Kleine ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Van Loghum Slaterus. Deel 2, p. 159-173

    Lyddon, W. J., Sherry, A. (2001). Developmental personality styles: an attachment theory conceptualization of personality disorders. Journal of Counseling and Development, 79 (4). 405-415.

    Meihuizen-de Regt, M.J., de Moor, J.M.H., Mulders, A.H.M. (2003), Kinderrevalidatie, Assen: van Gorcum.

    Rigter, J. (2002). Ontwikkelingspsychopathologie, bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho.

    Schaffer, D. R. (1999). Social & Personality Development

    Tychon, K. (2004). Overzicht van de diverse ontwikkelingsfasen. Interne publicatie Riagg Midden Limburg.

    Verhoef, A. C. (1997). Opvoeding en ontwikkeling. Uitgeverij Nijgh Versluys, Baarn.

    Verhulst, F.C. (2003). De ontwikkeling van het kind. Assen: Van Gorcum.

    Peuter Hoogbegaafd

    Peuter HoogbegaafdAls ouder denk ik dat mijn kind meer uitdaging nodig heeft.” Dit is meestal de eerste opmerking van ouders, die merken dat hun kind meer wil. Ouders zien vaak in het gedrag dat hun eigen kind nieuwsgierig is en vroeg leert praten. Het lopen laat vaak op zich wachten, terwijl hun kind al bezig is met kwadrateren of worteltrekken. Deze ouders hebben dan al ruim een jaar een kind, waar de ouders zeer veel tijd en liefde in hebben gestoken.

    Peuterspeelzalen is een plek waar hoogbegaafde peuters zich vervelen. De peuters komen vol tranen thuis en voelen zich niet begrepen. Zo veel leuke dingen, maar ze mogen er van de leidsters niet mee spelen. Ouders raken vaak in wanhoop en bepaalde verdienmodellen beginnen over ontwikkelingsvoorsprong of neurodiversiteit.

    Peuter Hoogbegaafd is geen ontwikkelingsvoorsprong of neurodiversiteit.

    Peuter Hoogbegaafd speelt als construct geen enkele rol in de ontwikkelingspsychologie. Dat is op zich geen probleem, doordat hoogbegaafdheid op zich geen psychologisch aspect is. Helaas willen psychologen het domein hoogbegaafdheid wel annexeren.

    Als verdienmodel voor psychologen wordt hoogbegaafdheid vervangen door diverse wetenschappelijke mythes.

    De meest opvallende frames zijn (frame is een samenstelling van twee woorden om de term aan de man te brengen):

    • Ontwikkeling Voorsprong
    • Neuro Diversiteit
    • Hoog sensitiviteit

    Alhoewel niet ieder frame sterk gekozen is, valt op dat er altijd een quasi psychologisch zelfstandig naamwoord in de term aanwezig is. Ontwikkeling, Neuro en Hoog impliceren een zogenaamde psychologische feitelijkheid. Het tweede woord in de term is vaak bedoeld als aai over de bol van het kind of een pluim aan de ouders. Welke ouder wil immers niet een kind hebben met een voorsprong. Iedere ouder wil divers zijn en open staan voor alle verschillen. Waarbij een gevoelig kind in het huidige tijdsbeeld, een ideaal kind is. In ieder geval moeten de termen de ouder(s) lokken en hebben niets met hun kind te maken!!!

    Kinderen kunnen per definitie geen voorsprong hebben op de eigen ontwikkeling. Iedere ontwikkeling is immers aan het kind zelf gebonden. Ontwikkeling meet je niet af aan andere kinderen of een basis kind beeld. Daardoor kan een voorsprong op de ontwikkeling simpelweg niet. Dat het een mooi verzonnen is door een academicus die er wel brood in zag. Dat doet niets af aan de mythe dat er kinderen zouden zijn met een ontwikkelingsvoorsprong.

    De andere mythe is neurodiversiteit. Een duur woord voor: “We zijn allemaal verschillend.” Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal, doet niet aan dat soort open deur verdienmodellen. De haren beginnen rechtop te staan, als er verkopers termen als ontwikkelingsvoorsprong of neurodiversiteit in een duur hotel in de Lutte aan de man willen brengen. Dat het een duur verdienmodel is, om rijk te worden aan hoogbegaafden. Dat staat buiten kijf en is niet te betwijfelen.

    Hoog sensitief is de meest bizarre term. De uitvinder van de term heeft simpelweg alle factoren van hoogbegaafden naast elkaar gelegd. Door enkel de factoren rond emotie en gevoelens te clusteren, is het construct hoog sensitiviteit geboren. Wat de aanhangers niet vertellen, is dat hoog IQ onderdeel van dat woord hoog uit moet maken. Bij Peuters, Kleuters, Onderpresteerders is echter geen IQ getal te meten met betrouwbare testen als WISC of WAIS Wat maakt dat de meeste bedrijven in de psychologie de slachtoffers wijs maken dat ze overgevoelig zouden zijn. Dat daarvoor een behandeling mogelijk is. Laat uw kind niet stempelen!

    Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal wil verder niet te lang stil staan bij riante verdienmodellen en wetenschappelijke mythes. Ouders zullen vooral willen genieten van het hebben van hun peuter. Uiteindelijk komt deze fase maar 1 keer voor in het leven van een mens. Als in deze fase complicaties optreden, die zijn gerelateerd aan ontwikkeling, zijn de ontwikkelingsfasen van belang. Belangrijk is om als ouder te herkennen wat in de psychologie als gemiddelde ontwikkeling wordt gezien.

    Peuter en de Ontwikkelingsfasen

    Peuter Hoogbegaafd is eigenlijk niets anders dan als ouder vaststellen dat uw peuter meer uitdaging wil. Dat u dit als ouder herkent, komt doordat in onderwijs en psychologie niet wordt uitgegaan van het individueel kind. Psychologen gaan uit van de verschillende ontwikkelingsfasen van de mens. Daarbij wordt een gemiddeld mens genomen. Dit zijn periodes in het leven van de mens die kunnen worden afgebakend: elke periode heeft zijn kenmerkende gedragingen. De fasen worden omschreven aan de hand van het boek ontwikkeling en opvoeding van A. Verhoef (1997) en zullen aangevuld worden met andere literatuur (per citaat benoemd). Die fasen zijn dus niet UW peuter, maar slechts een wetenschappelijke benadering van een statistisch fictieve gemiddelde peuter.

    Ongeboren kind (prenatale fase: 40 weken)
    Zuigeling (0 – 18 maanden)
    Peuter (18 maanden – 4 jaar)

    Kleuter (4 – 6 jaar)
    Schoolkind (6 – 12 jaar)
    Puberteit (12 – 16 jaar)
    Adolescentie (16 – 21 jaar)

    Peuter en het gedrag

    Peuter Hoogbegaafd moeten we relateren aan gedrag in de leeftijd van 18 maanden – 4 jaar. Dat kunnen we verdelen in termen van “normaal” en “niet normaal”. “Normaal” gedrag is een beladen term, maar is over het algemeen te typeren is als gedrag dat:

    • gelijk is aan het gemiddelde kind op een bepaald ontwikkelingsmoment,
    • verheven is tot ideaal streefniveau,
    • in overeenstemming is met sociaal en cultureel bepaalde normen in die levensfase en bij die taken,
    • niet als lastig, pijnlijk of onverdraaglijk wordt ervaren en daarom wordt nagelaten of (nog) niet vertoond,
    • in overeenstemming is met het ontwikkelingsniveau en de ontwikkelingstaken.
    Peuter noemen we in de regel ook het jonge kind.

    De factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van een kind:

    • betreffen het ontwikkelingsniveau van een kind.
    • hebben betrekking op de omgeving van het kind.

    De behoeften van het jonge kind omvatten vier routines:

    • Veiligheid: Het niet voldoende bieden van veiligheid kan leiden tot ongelukken en kindermisbruik.
    • Verzorging: Het onvoldoende bieden van voeding, onderdak, hechting, begrip en emotionele steun kan leiden tot emotionele problemen.
    • Normen en waarden: Het niet duidelijk stellen van grenzen en regels, kan leiden tot gedragsproblemen.
    • Cognitieve stimulans: Het niet geven van leeftijd gerelateerde intellectuele stimulans kan leiden tot een achterstand op emotioneel, taalvaardig en intellectueel gebied.
    Peuter is heftig in ontwikkeling.

    Peuter Hoogbegaafd is dus gewoon de peuter. Het kind is in staat om los te lopen, waarmee een geheel nieuwe en snelle manier bestaat om de wereld te ontdekken. Tegelijkertijd wordt de woordenschat enorm uitgebreid. Immers, alle dingen die het kind tegenkomt in de wereld hebben een naam! Er is dus vooral een enorme cognitieve vooruitgang bij de peuter. Ook de persoonlijkheidsontwikkeling staat niet stil.

    De peuter ontdekt dat het zelf iemand is. Hij/zij ontdekt de eigen ik en is hier een tijdlang erg vol van. Dit leidt tot het egocentrisme en tot de zogeheten koppigheidsfase. Peuters doorlopen dus een enorme Cognitieve Ontwikkeling. De peuter wil de wereld leren kennen. Dit ontdekken van de wereld is een noodzaak om uit te kunnen groeien tot een zelfstandig individu.

    Denken sluit nauw aan bij dit ‘exploreren van de wereld’ en wordt voornamelijk bepaald door datgene wat de peuter meemaakt. Het denken van de peuter heeft de volgende kenmerken:

    • Concreet: Richt zich alleen op datgene wat tastbaar is, wat gezien wordt en waar iets meegedaan kan worden.
    • Magisch (magie = toverkunst): Een peuter kan geen onderscheidt maken tussen werkelijkheid en fantasie, daardoor gaat zichzelf verklaringen bedenken voor datgene wat hij/zij niet begrijpt. In het denken van de peuter is alles mogelijk.
    • Animistisch: Een peuter geeft aan levenloze dingen menselijke eigenschappen.

    Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling

    De peuter gaat langzaam meer sociale contacten leggen. Is echter nog niet in staat zich in te leven in de ander! Sociaal gedrag kan dan ook niet van een peuter verwacht worden. Want een peuter bekijkt de wereld alleen vanuit zijn eigen gezichtspunt en dat is het egocentrisch standpunt. Ontdekken van de eigen persoonlijkheid met een eigen wil. Willen oefenen van deze gewaarwordingen en deze in allerlei situaties testen. Want ze worden geconfronteerd met autonomie en afhankelijkheid.

    Egocentrisme

    Het egocentrisme van de peuter is het gevolg van de ontdekking van het ik. Kinderen ontdekken dat ze een eigen persoonlijkheid hebben met een eigen wil. Bij alles wat de peuter doet, wordt het hem duidelijk dat hij het is die iets doet. Want ze willen onafhankelijk van hun ouders worden. In zijn denken en voelen is geen ruimte voor anderen. Omdat op verstandelijk niveau ze het nog niet bevatten dat er anderen zijn die eigen gevoelens, eigen gedachten en eigen behoeften hebben. Het is belangrijk dat ouders grenzen stellen en tegelijk ruimte voor zelfstandigheid aan peuters bieden.

    Koppigheid

    Het feit dat de peuter steeds meer zijn eigen macht ontdekt, brengt ook de ontdekking van de eigen wil met zich mee. Want ze ontdekken dat ze anders kunnen willen handelen dan anderen. De peuter verzet zich tegen datgene wat de opvoeder wil. Als ze hun zin niet krijgen, kunnen ze heftig reageren door huilen, schreeuwen en agressief gedrag. Deze periode bevindt zich aan het einde van de peutertijd.

    De koppigheid komt overigens niet alleen tot de uiting in het verzet van de peuter, maar ook in het feit dat hij alles zélf wil doen.

    De koppigheidsfase is voor de wilsontwikkeling van het kind van groot belang. Immers, een peuter experimenteert en oefent met de eigen wil.

    Peuter Hoogbegaafd "Als ouder denk ik dat mijn kind meer uitdaging nodig heeft." Ontwikkelingsvoorsprong of neurodiversiteit is echter onzin.

    Zelf kennis

    Zelfkennis hangt samen met veilige hechting. Kinderen die over zelfherkenning beschikken zijn eerder in staat andere kinderen te helpen. De peuter is in veel situaties een kind dat sterk emotioneel reageert. Meestal is de oorzaak dat de peuter nog niet goed onder woorden kan brengen wat hij voelt of wilt. Bij de peuters komt het daarnaast ook wel voor dat ze goede bedoelingen hebben met hun gedrag, maar dat ze wat onstuimig te werk gaan. Op deze leeftijd zijn peuters ook geneigd emoties na te doen van anderen.

    PEUTERS WETEN DAT ZIJ EMOTIES KUNNEN VERANDEREN,
    DOOR DE SITUATIE TE VERANDEREN.

    De Lichamelijke Ontwikkeling

    De peuterfase doet zijn intrede op het moment dat de peuter zijn eerste stapjes zet. Het leren lopen brengt een enorme bewegingsvrijheid met zich mee, waar het kind dan ook al snel gebruik van maakt. Dit wordt getypeerd als exploratiedrang, drang om de wereld te gaan verkennen. Kinderen in deze leeftijd hebben een grotere lichamelijke zelfstandigheid.

    De drang tot onderzoeken en uitproberen wordt steeds groter. Ze spelen als het ware met hun eigen kunnen; evenwicht bewaren, tree voor tree de trap op, ergens opklimmen en iets pakken, deuren openen, sturen en snel bijsturen van het lichaam (Van Keulen et al., 1995; Carr, 1999).

    We zien bij de peuter vooral een ontwikkeling van de grove motoriek. Ze kunnen nu tegelijkertijd dingen doen, bijvoorbeeld bukken en een speeltje pakken (Van Keulen et al., 1995).

    Een ander belangrijk aspect dat te maken heeft met de lichamelijke ontwikkeling van de peuter is het zindelijk worden. Het kind moet het zindelijk worden kunnen, het moet het begrijpen en het moet het willen, voordat er begonnen kan worden met zindelijkheidstraining.

    REFERENTIE LIJST:

    Ainsworth, M.D.S. (1973). The development of infant-mother attachment. Review of Child Development Research, 3.1-94. Chicago: University of Chicago Press.

    Bowlby J (1958). The nature of the child’s tie to his mother. International Journal of Psychoanalyse 39. 350-373.

    Carr, A. (1999). The handbook of child and adolescent clinical psychology: a contextual approach. 3-33.

    Holle & Britta (1977). De motorische ontwikkeling van normale en geretardeerde kinderen.

    Ijzendoorn, M. H. van (1994). Opvoeden in geborgenheid: een analyse van Bowlby’s hechtingstheorie. Uitgeverij van Loghum Slaterus.

    Keenan, T. (2002). An Introduction to Child Development. London: Sage Publications.

    Kohnstamm, R. (1987). Kleine ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Van Loghum Slaterus. Deel 1, p. 85-101.

    Kohnstamm, R. (1987).  Kleine ontwikkelingspsychologie. Amsterdam: Van Loghum Slaterus. Deel 2, p. 159-173

    Lyddon, W. J., Sherry, A. (2001). Developmental personality styles: an attachment theory conceptualization of personality disorders. Journal of Counseling and Development, 79 (4). 405-415.

    Meihuizen-de Regt, M.J., de Moor, J.M.H., Mulders, A.H.M. (2003), Kinderrevalidatie, Assen: van Gorcum.

    Rigter, J. (2002). Ontwikkelingspsychopathologie, bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho.

    Schaffer, D. R. (1999). Social & Personality Development

    Tychon, K. (2004). Overzicht van de diverse ontwikkelingsfasen. Interne publicatie Riagg Midden Limburg.

    Verhoef, A. C. (1997). Opvoeding en ontwikkeling. Uitgeverij Nijgh Versluys, Baarn.

    Verhulst, F.C. (2003). De ontwikkeling van het kind. Assen: Van Gorcum.

    Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal

    Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal is na 25 jaar eindelijk online met een site en Social Media site(s). De reden is om via de digitale omgeving ook bereikbaar te zijn voor Hoogbegaafden.

    De afgelopen 25 jaar hebben al veel hoogbegaafden de weg gevonden naar TCvHO.

    Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal is de combinatie van:

    • Leerkracht en Docent (Basisonderwijs en VWO)
    • Onderwijskundige (specialisme Onderzoekend Leren en Technologie in Onderwijs)
    • Gedragswetenschapper (specialisme Speciaal Onderwijs en Jeugdzorg)
    • Systeem Orthopedagoog (specialisme Gezin & Gedrag)
    • Orthopedagoog (specialisme Hoogbegaafdheid en Onderpresteren)
    • Diagnosticus (specialisme Leerontwikkeling, Intelligentie bepaling en IQ meting WAIS en WISC)
    • Pedagoog (specialisme Primair Onderwijs & Voortgezet Onderwijs)

    Ouders kunnen kiezen uit onderstaande mogelijke vormen van ondersteuning en diagnostiek:

    • ONDERSTEUNING
    • Bijles exact (Wiskunde en Natuurkunde):
    • Gezin en gedrag (systeem benadering)
    • Ouders en kind (opvoedingsondersteuning)
    • Onderwijs (oplossingsgericht)
    • Sociaal Emotioneel (weerbaarheid)
    • Leerproblemen (discalculie, dyslexie)
    • Onderpresteren (motivatie, creativiteit)
    • Hoogbegaafdheid (leren-leren)
    • Verrijkingslessen (onderzoekend leren)
    • Huiswerkbegeleiding (primair onderwijs)
    • Huiswerkbegeleiding (voortgezet onderwijs)
    • Peuter en hoogbegaafdheid
    • Brugklas (de puberteit)
    • Bijles talen (Engels en Duits)
    • DIAGNOSTIEK
    • Persoonlijkheid (systeem theorie)
    • Sociale ontwikkeling (gedragsmatig)
    • Leerontwikkeling (leervorderingen)
    • Sociaal Emotionele (affectieve ontwikkeling)
    • Prestatie motivatie en creativiteit
    • Capaciteiten (intelligentie – IQ Testen )
    • Concentratie (taakgerichtheid)
    • Observatie (werkhouding)
    • Consultatie School
    • Consultatie Ouders

    Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal heeft volgende vergoedingen:

    • Uurtarief Individuele Bijles Hoogbegaafden € 25,00
    • Intakegesprek vrijblijvende klachtenanalyse: € 75,00
    • Uurtarief voor ondersteuning en onderzoek: € 95,00
    • Fixed Fee voor capaciteiten IQ en EQ onderzoek € 1550,00
    • Diagnostisch Dossier Analyse (weerleggen gedane diagnoses met contra expertise) € 1550,–

    In overleg is mogelijk om andere pakket samen te stellen.

    Copyright © 2025 | Twents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal

    Website: https://TCvHO.nl/

    Mail: info@TCvHO.nl

    T: 0541-531348

    jTwents Centrum voor Hoogbegaafden Oldenzaal is na 25 jaar eindelijk online met een site en Social Media site(s). Bellen kan ook: 0541-531348